Onderwijs- en Innovatieplein

Hoe?

Hoe maak ik mijn module blended?

We kiezen voor een ‘raamwerk’, en geen methode of opgelegd format. Er is immers sprake van een grote variëteit aan uitgangssituaties en ambities, waardoor een star stappenplan onmogelijk in alle situaties tot de gewenste uitkomst kan leiden. Dit raamwerk biedt een aantal overzichtelijke stappen waarmee we je meenemen langs de diverse afwegingen en keuzes. De toepassing van het stappenplan zal dus voor iedereen een beetje anders zijn.

Ontwerpen is geen lineair proces. Bepaal dus na het lezen van het stappenplan eerst jouw eigen startsituatie. Wat heb je nu al? Je hoeft niet per sé te starten bij stap 1!

Er zijn online natuurlijk al veel ontwerpmethoden en formats beschikbaar zoals: ADDIE, de T-Pack Learning Journey Map, et cetera. Het zijn allemaal goede methoden met hun eigen voor- en tegens: van abstract tot praktisch, van generiek tot specifiek, van module tot programma. Dit raamwerk zien wij dus niet als een nieuwe methode maar een ondersteuning bij jouw eigen ‘ideale’ ontwerpproces. Pak uit dit raamwerk én de andere methoden wat voor jou nodig is!

Begin met het opstellen van de uitgangspunten en randvoorwaarden die je kent, en de ambitie zoals je die bij aanvang voor ogen hebt. Deze kunnen voortkomen diverse bronnen hebben: eisen die het onderwijsprogramma stelt, reeds vastgestelde leerdoelen of studiematerialen, uitkomsten van onderwijsevaluaties, of gerealiseerd studiesucces. Vorm daarna je leeruitkomsten voor de module. Veelal wanneer een docent gevraagd wordt om een module te ontwerpen zullen leeruitkomsten voor het curriculum al vastgesteld het is wenselijk om de leeruitkomsten voor de module hierop aan te laten sluiten. Wil je meer informatie over het vormen van leeruitkomsten kan je die hier terugvinden.

Koppel de leeruitkomsten voor de module aan het constructive alignment model van Biggs (2011), waarin uitgegaan wordt van een ideale afstemming tussen leeruitkomsten, leeractiviteiten, en de toetsing. Essentieel onderdeel daarbij is dat de toetsvorm het bereiken van de leeruitkomsten afdwingt en het gewenste studiegedrag uitlokt. Wil je meer informatie over het vormen van leeractiviteiten kan je die hier terugvinden.

In dit raamwerk gebruiken we een uitgebreide grafische representatie van het constructive alignment model van 2BLearning (zie figuur 1) waarin ook expliciet aandacht is voor differentiatie (1) en de inzet van technologie (2):

  1. We maken hier geen onderscheid tussen de termen als differentiatie, flexibilisering en onderwijs op maat. Belangrijk is dat je nadenkt over mate van diversiteit die je wilt kunnen aanbieden. Welke ruimte is er voor eigen inhoudelijk invulling door de studenten? Is het wenselijk dat ze het onderwijs mede vorm kunnen geven? Dat ze de eigen werkwijze (gedeeltelijk) kunnen bepalen? Moet studie is eigen tijd, plaats en tempo mogelijk worden gemaakt?
  2. Later komen we uitgebreider terug op de inzet van technologie (ICT). Toch is het goed om er hier ook al bij stil te staan. Overweeg bewust of de inzet van ICT bij leer- en werkvormen en/of bij feedback en assessment een positieve of negatief gevolg kan hebben voor de alignment, en hoe je de samenhang positief kunt beïnvloeden.

Enkele geheugensteuntjes en hulpmiddelen bij deze stap:

  • Formuleer je leerdoelen actief en smart, en gebruik voor het bepalen van het niveau de (herziene) taxonomie van Bloom.
  • Indien bovenstaande model te complex of veelomvattend voor je is om mee te starten, begin dan met het didactisch model van Van Gelder als basis.
  • Zet T-PACK in om op ‘high level’ om na te denken over de mogelijkheden van technologie bij de specifieke vak inhoud van dit studieonderdeel. Als je echt creatief wilt starten, speel dan eens de T-PACK game.
  • Doe en check aan het Spinnenwebmodel Van den Akker en controleer of jouw module zo goed past binnen het grote geheel van het gehele curriculum (incl. bijvoorbeeld het werkplekleren).
  • Besteed dan specifiek aandacht voor het toetsprogramma van de opleiding: In welke fase wordt wel niveau vereist? Waar worden welke vaardigheden en competenties getoetst?

Luisteren naar studenten

Onderwijs maken docenten en studenten samen. Hoe je het ook doet, het moet duidelijk zijn welke verwachtingen er gesteld worden, en wat de studenten moeten doen om een opdracht/vak/minor/programma met goed gevolg te kunnen afsluiten. In de eerste plaats gaat elke opleiding natuurlijk in gesprek met de eigen studenten.

Daarnaast is het boeiend te kijken naar de uitkomsten van de Nationale Studenten Enquête NSE , of specifiek voor de HvA de DLO-end-user-evaluatie. En ondersteuning van O&O of ICTO in te schakelen. De belangrijkste opmerkingen van de studenten is dat er meer behoefte is aan structuur en uniformiteit in de inrichting van de Courses door docenten. Zodat lesmaterialen beter, logischer en sneller vindbaar zijn zonder veel doorklikken. Deze behoefte staat met stip op 1 van meest genoemd!

Naast praten met de studenten, kan je ook kijken naar wat ze doen: hoe gedragen ze zich in een course. Uit Brightspace kunnen verschillende onderwijsdata/ Learning analytics gehaald worden. Houd je student in het vizier! Het doel is om computergestuurd te meten hoe een cursus is opgezet op het gebied van organiseren, evalueren, betrekken en activeren, te analyseren wanneer en hoe studenten interactie hebben met onderwijsmaterialen en -activiteiten over tijd (betrokkenheidscurve), en te onderzoeken of er een verband is tussen deze betrokkenheidscurve en de uiteindelijke studieresultaten.

Werk je visie uit in een eerste blauwdruk voor de lesperiode. Dat werkt prima door op een flip-over of (digitaal) whiteboard de leerdoelen, onderwijsactiviteiten en toetsactiviteiten uit te zetten tegen de tijd. Maak alvast onderscheid in online en offlineactiviteiten, maar denk nog niet na over gedetailleerde planning in de tijd. Je kan hierbij gebruik maken van ontwerpmodellen.

Aandachtspunten:

  • Kun je de studentmotivatie positief beïnvloeden met een vergroting van (het gevoel van) autonomie, competentie en verbondenheid?
  • Heb je voldoende momenten ingebouwd voor feed up, feed back en feed forward? Wanneer kies je voor een zelf, peer of expert beoordeling?
  • Bij en module met een relatief grote onlinecomponent: Bepaal een goede opbouw in het type en aantal actieve online werkvormen. Op ActiviTool staan veel van deze activerende online werkvormen.

Controleer daarna expliciet:

Organiseerbaarheid.
Bijvoorbeeld: Wat is het gevolg voor het ruimtegebruik? Zijn alle benodigde faciliteiten aanwezig en beschikbaar? Zijn er kritische afhankelijkheden?

Studeerbaarheid.
Bijvoorbeeld: Doet het voldoende recht aan verschillen tussen studenten? Is er een goede afstemming op andere (gelijktijdig geprogrammeerde) onderdelen onderwijsprogramma?

Doceerbaarheid.
Bijvoorbeeld: Welke invloed heeft het op taaklast en ervaren werkdruk? Hoeveel tijd kost het (online) begeleiden buiten de reguliere lesuren? Ontstaan er piekbelastingen door nakijkwerk? Zijn er speciale kennis of vaardigheden nodig?

Betaalbaarheid.
Bijvoorbeeld: Wat is het effect op de kosten van het onderwijsprogramma? Zijn er terugkerende (ontwikkel)kosten? Verandert het aantal benodigde docenturen per student per studiepunt?

Nu de blauwdruk er staat is het zaak om deze gestructureerd weer te geven. Traditioneel wordt vaak het kantelenplan gebruikt.

Een andere manier voor het gestructureerd weergeven en het verder uitwerken van het ontwerp van een blended module is de Blended Learning Wave (door: Sonja Wagenaar, ICLON). Dit is een laagdrempelige, toegankelijke en visueel sterke vorm.

In deze fase is het goed om expliciet aandacht te besteden aan:

  • De mogelijke functies in Brightspace en andere beschikbare applicaties. Is alles wat je wilt wel (eenvoudig) mogelijk? Wat is er te verbeteren als het om je eerdere inrichting van Brightspace gaat?
  • Op welke manier wil je de studenten eventueel monitoren en begeleiden?
  • De leermiddelen die je wilt inzetten. Kies je voor inzet van Open Leermaterialen ? Maak je eigen materialen (en hou je voldoende rekening met het auteursrecht?) Kun je materialen uit de databases van de bibliotheek inzetten? Is het materiaal ook na afronding nog beschikbaar voor studenten?

Controleer het volgende:

  • Toegankelijkheid van de tools, de leeromgeving en de leermaterialen:
    Zijn alle middelen voor alle studenten beschikbaar? Ook voor studenten met een functiebeperking?
  • De opschaalbaarheid van het ontwerp:
    Is de oplossing ook toepasbaar met grotere studentenaantallen en meerdere betrokken docenten? Is deze oplossing ook toepasbaar op andere plekken binnen de opleiding en/of faculteit?
  • De duurzaamheid van de oplossingen:
    Kent de oplossing een blijvend karakter? Is hij meerdere jaren inzetbaar? Hoe groot is de afhankelijkheid van specifieke docenten, expertise of technische middelen?

Het echte werk start nu pas… Er moeten documenten worden gemaakt, zoals: een studiewijzer voor studenten, lesplannen voor collega’s, beoordelingsmodellen (rubrics) voor de toetsing.

En de digitale tools moeten worden ingericht, in Brightspace moet de module worden ontworpen. De leermaterialen moeten worden klaargezet, de werkvormen moeten worden geconfigureerd, eventuele adaptieve leerpaden moeten worden bepaald en ingesteld. Hou steeds goed rekening met de gebruikerservaring. Voorkom dat studenten afhaken als gevolg van jou over-enthousiasme…!

Tot slot zul je als ontwerpen en trekker voor de start van de module moeten borgen dat je collega’s in staat zijn het onderwijs (mede) te verzorgen. Verzorg dus ondersteuning, of bij een grotere innovatie (formele) scholing.

Bij een (innovatie) van je onderwijsprogramma is het verstandig om na te denken hoe je de ervaringen en resultaten gaat volgen en/of meten. Wat wil je weten? Kun je jouw doelstelling kwantificeren? Wil je werken met een focusgroep? Doe je een of meerdere tussentijdse evaluaties? Is het in te bedden in de reguliere evaluaties? Welke aanpak je ook kiest, het biedt ongetwijfeld nieuwe inzichten en ambities voor verdere doorontwikkeling.

Sommige opleidingen beschikken al over gedetailleerde plannen hoe meer-en-meer blended learning gebruikt zal gaan worden binnen het onderwijs. Er zijn meerdere manieren om te komen tot zinvolle interventies die het onderwijs kunnen verbeteren.

Kwaliteitscyclus

Bij alles is het uiteraard vooreerst van belang dat er gewerkt wordt (of gaat worden) met een kwaliteitscyclus: je evalueert wat je gedaan hebt en wat de studenten bereikt hebben; je vraagt na bij alle betrokkenen wat er goed ging en wat voor verbetering vatbaar is. Je maakt keuzes voor wat je in een volgend vak (of hetzelfde vak een volgend jaar) anders zou willen doen, en bekijkt ook het succes (of niet) van de interventies.

Het gaat er hierbij niet zozeer dat je zeker weet dat elke interventie tot perfectie leidt (eigenlijk weet je bij voorbaat zeker dat dat niet zo zal zijn), maar dat je samen met collega’s en studenten jezelf jaar-na-jaar aanpast aan de nieuwe studentenpopulatie, de nieuwe omstandigheden in het werkveld en de steeds veranderende (technische) mogelijkheden die zich voordoen. Een atmosfeer van continue verbetering (continuous improvement).

Vervolgens kan je nog je eigen course, leerlijn of opleiding bevragen met een kwaliteitsscan. Binnen de HvA is de NextLevelLearning-scan ontwikkeld, die je zowel digitaal als met een kunt uitvoeren. Aan de hand van stellingen over de thema’s evalueren, organiseren, activeren, delen en verduurzamen kan je prioriteiten stellen op de terreinen waar je (als opleider, team of opleiding) vooruitgang kunt boeken.

Een meer officiële scan, waarin je je opleiding kunt ranken, en je veranderingen in de loop van de jaren meetbaar kunt maken, vind je in het European Maturity model for Blended Education (EMBED).

Gepubliceerd door  Programma Blended Learning 25 juli 2024