Circulaire afvalverwerking op de markt: appeltje eitje?
Het Zero Waste Lab op Plein ’40-’45
1 jul 2024 15:32 | Kenniscentrum Maatschappij en RechtPlastic frietbakjes, kartonnen dozen of hele pallets onverkoopbaar fruit: na een marktdag blijft er van alles achter. Begin 2019 kwamen de markthandelaren van Plein ’40-’45 in Amsterdam Nieuw-West op het idee om dit afval voortaan circulair te verwerken. HvA-onderzoeker Joachim Meerkerk was ruim drie jaar betrokken bij dit Zero Waste Lab. Ondanks de goede bedoelingen van de initiatiefnemers merkte hij hoe moeizaam het project van de grond kwam. Recent publiceerde hij hierover een artikel in het International Journal of the Commons.
Voor veel mensen is afvalscheiding het makkelijkste dat ze voor het klimaat kunnen doen. Het idee om ook afval te recyclen op de markt lijkt op het eerste gezicht even eenvoudig te realiseren. Toen marktondernemers van Plein ’40-’45 in Amsterdam Nieuw-West dit onder de naam Zero Waste Lab probeerden voor elkaar te krijgen, merkten ze echter dat ze moeite moesten doen om alle markthandelaren achter hun voorstel te krijgen. Nog lastiger was het om de gemeente Amsterdam als samenwerkingspartner aan boord te krijgen om het bestaande systeem om te vormen naar circulaire afvalverwerking. Vooral de neiging tot standaardisering en centralisering blijken obstakels die moeilijk te overwinnen zijn.
Een stadsplein als meent
HvA-onderzoeker Joachim Meerkerk was ruim drie jaar bij dit project betrokken. In een artikel dat onlangs verscheen in het International Journal of the Commons vergelijkt hij de samenwerking op het Plein ’40-’45 met die van een zogenaamde ‘urban commons’. Vroeger waren de commons de gemeenschappelijk grond in het centrum van een dorp waarop de schapen werden geweid, in het Nederlands de ‘meent’ of 'brink' genoemd. Meerkerk wijst erop dat ook dit stadsplein, als urban commons, gezamenlijk beheerd wordt door verschillende partijen. Het plein is van markthandelaren, maar ook van omwonenden, marktbezoekers, winkeliers en de gemeente. Omdat ze hun plein met elkaar delen, kunnen ze niet alleen rekening houden met hun eigen belangen. Meerkerk spreekt van collaborative governance om aan te geven dat zij moeten samenwerken met andere belanghebbenden, waaronder de overheid, om op een constructieve manier hun eigen maar ook publieke doelen te bereiken.
De overheid moet structureel veranderen als ze meer ruimte wil geven aan urban commons, zoals Zero Waste Lab.
Samenwerking met de overheid
Volgens Meerkerk moet de overheid structureel veranderen als ze meer ruimte wil geven aan urban commons, zoals Zero Waste Lab. Belangrijke organisatieprincipes van de overheid (governance-perspectieven), zoals centralisatie en standaardisering, botsen namelijk met het streven naar lokale en contextafhankelijke oplossingen. In het geval van Zero Waste Lab pleitten de marktkooplui voor aangepaste tarieven van de afvalheffing om afvalreductie en circulaire verwerking te belonen, maar werd die positieve benadering door de gemeente geïnterpreteerd als een benadeling van kooplui op andere markten. Een ander probleem voor ambtenaren is dat het lastig is om mee te werken aan maatschappelijke initiatieven, zoals een circulair afvalsysteem voor markten, als daar geen politieke prioriteit (met bijbehorende capaciteit en budget) aan gegeven is. Nog ingewikkelder wordt het als het doel van zo’n initiatief niet overstemt met de agenda van een zittend college.
Verschillen erkennen en toch samenwerken
In zijn artikel Understanding the Governing of Urban Commons stelt Meerkerk dat de betrokken partijen eerst hun verschillen moeten erkennen en vervolgens de noodzaak om ondanks die verschillen met elkaar samen te werken. Het Zero Waste Lab liet bijvoorbeeld zien dat sommige oplossingen van de gemeente voor het inzamelen van afval alleen maar leidden tot meer overlast. De gekozen oplossingen pasten niet bij het type afval dat van de markt komt en de manier waarop de marktkooplui dat konden aanbieden. Door goed naar andere ondernemers te luisteren en vooral door hen te betrekken in het bedenken, ontwikkelen en uitvoeren van ideeën voor afvalinzameling en -verwerking, vonden de initiatiefnemers van het Zero Waste Lab en gemeentelijke omgevingsmanagers oplossingen.
Dat zelforganisatie en commoning tot dilemma’s kunnen leiden is evident, zeker omdat het over de publieke zaak gaat en er daarom samenwerking met de overheid nodig is. Maar door te begrijpen wat de kenmerken en elementen van die samenwerking zijn, kunnen betrokkenen gericht op zoek gaan naar waar het in specifieke gevallen aan ontbreekt. In zijn artikel beschrijft Meerkerk de kenmerken van collaborative governance waarmee we die analyses kunnen maken. Daarmee schept hij een belangrijke voorwaarde voor het mogelijk maken van urban commons.