Twintig jaar Instituut Netwerkcultuur
"Zo'n aanbod krijg je maar een keer in je leven"
29 feb 2024 13:52 | Kenniscentrum FDMCITwintig jaar geleden stapte Geert Lovink in de functie van lector bij het gloednieuwe lectoraat Netwerkcultuur/INC, aan de Hogeschool van Amsterdam. Een mooie gelegenheid om samen met Lovink stil te staan bij uitdagende ontwikkelingen, een decennia overbruggend maatschappelijk doel én het laatste hoofdstuk van het lectoraat. Een academische en maatschappelijke prestatie die begon met een onverwachts telefoontje, 14.803 km kilometer van Amsterdam.
Echt verschil maken
In 2002 ronde Lovink een PhD over Critical Internet Culture af in het verre Australië en dacht hij na over zijn volgende stappen. Als promovendus met een sociale en activistische achtergrond in de culturele scene leek een academische carrière een onwaarschijnlijk optie. “Ik heb geen academische achtergrond, en dat heeft me nooit echt geboeid. Ik wist dat dat me niet zo veel zou opleveren, omdat ik een andere ‘trackrecord’ heb. Ik kom uit de sociale beweging en de culturele scene van de jaren negentig in Amsterdam. Dat is mijn achtergrond en de mensen bij wie ik solliciteerde wisten dat. Die wisten ook dat ik een mediatheoreticus ben en een internetactivist.” Daar kwam verandering in toen Lovink werd gebeld door Emilie Randoe, oprichter van de opleiding Interactieve Media (nu Communication and Multimedia Design), om samen met de opleiding en het Medialab (nu Digital Society School) een lectoraat op te zetten. “Zo’n aanbod krijg je maar een keer in je leven, dus daar kon ik geen nee tegen zeggen.” Lovink zette zijn eerste academische stappen in het oude Postbank-gebouw aan de Leeuwenburg, achter het Amstelstation. Het lectoraat had toen nog de naam ‘Internet in het Publieke Domein’. “Ik wilde direct interveniëren in het debat over het internet. Echt een actieve bijdrage leveren en niet zomaar wat academische artikelen schrijven die niemand raadpleegt. Wij waren van plan om met het lectoraat echt een verschil te maken.”
Rode draad
‘Impact maken’ was een uitdagend doel waarvoor Lovink meer academische handen nodig had. “Als eerste heb ik een culturele producer aangesteld. Dat vond ik belangrijk, want ik wilde events organiseren om het debat over internet en nieuwe media te beïnvloeden. Dat werd mijn huidige collega Sabine Niederer. Sabine studeerde destijds nog kunstgeschiedenis dus ik moest wel even wachten totdat ze beschikbaar was. Na een aantal maanden zijn we gewoon van start gegaan. Een van de eerste dingen die we hebben gedaan was de naam van het lectoraat veranderen naar Instituut Netwerkcultuur.” Shirley Niemans en Margreet Riphagen sloten niet veel later aan bij het lectoraat. Het viertal creëerde zes jaar lang een onderzoekskern over de invloed van het internet binnen de culturele en creatieve industrie die nog altijd als rode draad dient voor hedendaagse onderzoekers binnen het lectoraat. Van onderzoeken over de esthetiek en de politiek in onlinevideo’s (Videovortex Netwerk), de architectuur van zoekmachines (Society of the Query) tot aan de arbeidsomstandigheden en bestaansonzekerheid in de creatieve industrie (Creative Reset), geen onderwerp bleef onbesproken. “We wisten dat als je deze sector wil uitbouwen met digitale veranderingen dat de creatieve arbeidsmarkt een lastig aandachtspunt zou blijven vanwege een toen al ontbrekend verdienmodel voor content producers. Heel veel mensen dachten dat het internet weer zou verdwijnen. Dat het een modeverschijnsel was, even leuk voor jonge mensen, maar dat we daarna weer over zouden gaan tot de orde van de dag.”
Impact, nu!
Aanhoudende veranderingen door de digitalisering zorgen al twintig jaar voor omstreden arbeidsomstandigheden van carrièrebouwers binnen de creatieve industrie. Niet alleen voor professionals die al werkzaam zijn binnen de industrie, maar ook voor de jongere generaties die nog moeten starten. “Studenten worden naar onze mening te weinig voorbereid op de moeilijke arbeidsmarkt waarin zij als freelancer of met tijdelijke contracten moeten werken.” Om deze worstelingen tegen te gaan, creëerden Lovink en zijn onderzoeksteam hulpmiddelen, breidden zij hun impact uit via het eigen netwerk binnen de creatieve sector, namen zij deel aan conferenties en lobbyden zij bij beleidsmakers in Amsterdam en Den Haag. Een belangrijk en praktisch hulpmiddel van INC voor het maken van impact was het publiceren van onderzoeksresultaten op de eigen website én op papier. “Dat heeft voornamelijk te maken met snelheid. Een of twee jaar wachten tot een boek uitkomt over internetonderzoek is te lang. Zeker als ontwikkelingen heel snel gaan. Je wil onderzoeksresultaten snel distribueren, online en op papier, want alleen dan kun je verschil maken. We vinden dat wat we doen impact moet maken en dan niet zomaar impact in het algemeen, maar impact nu!”
Hub van prominente onderzoekers
Het lectoraat maakte niet alleen impact binnen de creatieve sector. Om verschillende onderwerpen aan te kunnen tikken, waren onderzoekers nodig met gevarieerde achtergronden én vaardigheden: creative producers, ontwerpers, programmeurs.
Twintig jaar later blijkt het lectoraat dan ook een hub van prominente onderzoekers, waaronder Sabine Niederer en Patricia de Vries die zelf ook doorgroeien tot lector. “De kern van het lectoraat wordt gevormd door mensen waarmee we langer hebben kunnen werken en die zich daardoor ook echt konden ontwikkelen op het gebied van onderwijservaring en onderzoek. Dat was altijd wel mijn doel. Ik heb het altijd jammer gevonden dat mensen met tijdelijke contracten maar twee jaar mochten blijven. Dat deed pijn.”
Ongehoorde waarschuwing
Door de effecten van de economische crisis tussen 2008 en 2011 kwam het lectoraat niet meer in aanraking met de kunst- en cultuursector. “Het idee dat onderwijs en onderzoek niet in aanraking mogen komen met kunst en cultuur bestond voor die tijd niet. Na de crisis werd een soort Berlijnse muur opgetrokken. Voor de crisis werd op verschillende terreinen samengewerkt en kon je samen allerlei aanvragen doen. Dat dat niet meer kon, was voor ons een grote verandering waardoor we veel minder netwerken konden oprichten.” Na de economische crisis ontstonden nieuwe digitale middelen die in het hedendaagse leven niet meer zijn weg te denken: sociale media, apps en smartphones. “2011 was een dynamisch en turbulent overgangsjaar vol opstanden en bewegingen. Het is ook het jaar waarin wij het onderzoek ‘Unlike Us’ zijn begonnen. Dat ging over de kritiek op en de promotie van sociale media. Die situatie is nu eigenlijk al ruim tien jaar hetzelfde. Niemand kan nog concurreren met de bedrijven die deze platforms bezitten, want ze hebben overal belangrijke posities ingenomen. Ze controleren nu alles en je kan niet meer een eigen infrastructuur opbouwen, dat hebben ze onmogelijk gemaakt.” De eerste generatie onderzoekers wisselt af met een tweede en nieuwe generatie met nieuwe inzichten. Zij onderzoeken de ontwikkelingen en effecten van de nieuwe digitalisering. De onderzoeksgroep luidt al vroeg de noodklok voor artistiek misbruik en biedt alternatieve sociale platforms aan in de publicatie van ‘Unlike Us’, maar de waarschuwingen en alternatieven werden niet erkend. Het zou nog minstens tien jaar duren voordat het besef over de schadelijke gevolgen van sociale media wereldwijd zou landen.
Negatieve effecten
Ondertussen zette de ontwikkeling van online platforms en apps, zoals Spotify, door. “Dit is iets wat de Silicon Valley altijd heeft gepromoot. Contentmakers maken gratis content en zij verdienen het geld. De contentmakers gaan daar nooit geld mee verdienen en beheerders van deze platforms gaan er ook niet voor zorgen dat er een infrastructuur komt waarmee zij dat wel kunnen. Zelfs als je een hele grote artiest bent heb je daar nog problemen mee, laat staan de kleine.” Ondertussen namen de negatieve effecten van het dagelijks sociale mediagebruik alleen maar toe. Jonge generaties in Nederland groeien op met beeldschermen en bijbehorende platforms, de leesvaardigheid op basisscholen daalt en jongeren lopen onbewust vast in een digitaal algoritme van scrollen en swipen. Als vader van een Generation Z’er staat het onderzoek en publicatie ‘Sad by Design’ dan ook dicht bij zijn hart. “Het is eigenlijk een soort palet geworden aan gemoedstoestanden en mentale problemen waarmee vooral jonge mensen kampen. Als je het van heel dichtbij meemaakt, dan ga je daar misschien anders instaan. Maar dat maakt het ook tot het boek waarop ik het meest trots ben.”
Laatste fase
Dat bracht ook onverwachts een nieuwe doelgroep naar boven voor het lectoraat: Generatie Z. In de afgelopen twee jaar bouwt Lovink met een derde en laatste generatie onderzoekers (Chloe Arkenbout, Sepp Eckenhaussen, Tomasso Campagna) aan het opzetten van een community. Niet zomaar een gemeenschap, maar een jonge gemeenschap die meer behoefte heeft aan een hybride vorm. “We gaan er nog steeds mee door en volgende maand dienen we onze laatste grote Raak-aanvraag in.” Het volgende onderzoek op zijn academische lijst is de toename in het lezen van gedrukte boeken in Nederland. “Daar speelt nu een hele andere dynamiek, vooral onder jonge mensen. De nadruk is komen te liggen op het lezen van Engelstalige gedrukte boeken. Dat heeft ook te maken met de manier waarop bijvoorbeeld TikTok invloed heeft. Het feit dat er nu veel meer papieren boeken worden verkocht, zou in tegenspraak kunnen zijn met de enorme afname van de leesvaardigheid onder jongeren.”
In zijn twintigjarige carrière heeft Lovink vele rollen vervuld: associate professor in Mediastudies (2013) en hoogleraar Kunst en Netwerkcultuur (2021) bij de Universiteit van Amsterdam, betrokken mentor én culturele activist. Eind 2026 stopt Lovink als lector van Netwerkcultuur en gaat hij met pensioen. Lovink heeft ook nog geen specifieke invulling, maar achter de geraniums zitten, is zeker niet aan hem besteed. “Daarna begint gewoon weer een nieuwe fase van mijn leven en van mijn activisme.”