Voeding en beweging essentieel bij herstel TAVI-patiënt
9 feb 2023 11:29 | Urban VitalityKortademigheid, duizeligheid en vermoeidheid. Klachten die ontstaan door een vernauwde hartklep. Jaarlijks krijgen zo’n 4.000 Nederlandse ouderen deze diagnose. Met de TAVI-behandeling (Transcatheter Aortic Valve Implantation) kan een cardioloog de hartklep vervangen. Eén op de drie patiënten ervaart ondanks de ingreep geen verbetering in het fysiek functioneren. Eén op de tien overlijdt zelfs in het eerste jaar na de ingreep. Zijn aanpassingen in het voedings- en beweeggedrag van patiënten, voor en na de ingreep, nodig voor een beter herstel? Dit analyseerden onderzoekers vanuit het Centre Of Expertise Urban Vitality – thema Mensen in Beweging van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en het Amsterdam UMC, locatie AMC de afgelopen 4 jaar tijdens onderzoeksproject RITME.
‘Een vernauwde hartklep ontstaat door verkalking’, legt Dennis van Erck uit. ‘De klep opent en sluit daardoor niet goed. De bloedtoevoer verslechtert. Mensen worden kortademig, duizelig en extreem moe. Of overlijden, wanneer de klep helemaal niet meer opent.’ Dennis van Erck is junior onderzoeker op de afdeling Cardiologie van het Amsterdam UMC, locatie AMC. Hij is promovendus bij het onderzoeksproject RITME.
Onvoldoende herstel
‘Een vernauwde hartklep komt meestal voor bij ouderen, boven de 60 jaar’, vervolgt Van Erck. ‘Patiënten vanaf 75 jaar– ongeveer twee derde van de 4.000 op jaarbasis – worden vaak behandeld met de TAVI-ingreep. Een andere optie is een openhartoperatie, maar het herstel daarvan is vaak zwaarder.
Een TAVI wordt uitgevoerd onder plaatselijke verdoving. De cardioloog maakt een klein sneetje in de lies, brengt een katheter naar het hart en plaatst zo de nieuwe klep. Door een TAVI herstelt de bloedcirculatie. We zien dan ook dat de conditie van een patiënt na deze ingreep vaak snel verbetert. Helaas merkt één op de drie patiënten geen verbetering na de ingreep. Eén op de tien overlijdt alsnog binnen één jaar na de ingreep. Met ons onderzoek wilden we in kaart brengen of aanpassingen in voeding en beweging, voor en na de ingreep, een positieve invloed hebben op het herstel.’
Voedings- en beweeggewoonten
Het RITME-onderzoek, gestart in 2019, is een samenwerking tussen de HvA (penvoerder) en Amsterdam UMC, locatie AMC (hoofdfinancier). Het bestaat grofweg uit 4 fasen. ‘We startten met literatuuronderzoek naar de fysieke conditie van TAVI-patiënten. Daarin ontdekten we dat alle metingen van conditie en kracht voorspellend zijn voor de kans op overlijden na een TAVI-ingreep. Zelf voerden we bij een groep van 120 patiënten metingen uit op kracht, spiermassa en conditie. Gemiddeld genomen, gingen mensen na de ingreep vooruit in conditie. De spierkracht ging achteruit, vermoedelijk door de ziekenhuisopname. Bij één op de drie verbeterde de conditie niet. Vaak betrof dit alleenwonende ouderen.’
In fase 2 werd bij 52 TAVI-patiënten de voedingsinname gemeten en bij 120 TAVI-patiënten de fysieke activiteit. Ondersteund door studenten van verschillende opleidingen. ‘We zagen dat de benodigde eiwitinname veelal niet gehaald werd. Verder voldeden de meeste ouderen niet aan de 14 Nederlandse voedingsrichtlijnen. Zo aten zij bijvoorbeeld onvoldoende fruit, groenten, noten en melkproducten. Ook de fysieke activiteit bleef achter bij de gewenste situatie. Gemiddeld zetten onze testpersonen 6.800 stappen per dag, terwijl dat er minimaal 7.200 moeten zijn om de beweegrichtlijnen te halen. Bijna niemand van de testgroep deed spierkrachtoefeningen, terwijl voldoende spierkracht heel belangrijk is voor een goed herstel. Het is dan ook een essentieel onderdeel van de beweegrichtlijnen.’
Gedragsverandering en nieuwe software
Van Erck: ‘Naar aanleiding van de uitkomsten rondom voeding en beweging was ons advies: coaching door een diëtist én een fysiotherapeut of trainer. Maar gedragsveranderingen ontstaan niet zomaar. Wat hiervoor de grootste belemmerende en stimulerende factoren zijn, onderzochten we tijdens fase 3. We zagen dat veel ouderen vaste patronen hebben. Toch is twee derde gemotiveerd te veranderen als dit hun gezondheid ten goede komt. De belangrijkste stimulans vonden ouderen bij hun partner of kinderen.’
Tijdens de laatste fase werd de spierkwaliteit van 2.000 patiënten – die in de afgelopen 8 jaar een TAVI-ingreep ondergingen - geanalyseerd. ‘We bekeken hiervoor de CT-scans en ontdekten dat een lagere spierkwaliteit meer risico geeft op overlijden in de eerste 5 jaar na de ingreep. Daarnaast onderzochten en valideerden we nieuwe software, waarmee de spiermassa op de scans bepaald kan worden. Normaliter doet een radioloog dit handmatig. De software zorgt voor een enorme tijdsbesparing.’
Begeleidingsmethode TAVI-patiënt
Van Erck is op dit moment bezig met het afronden van zijn proefschrift. Zijn belangrijkste conclusie is dat het herstel van TAVI-patiënten mogelijk ondersteund kan worden door verbeteringen in de voedingsinname, voldoende beweging en krachttraining. Daarom ontwikkelde hij een begeleidingsmethode die tijdens vervolgonderzoek in de praktijk getest kan worden. ‘De methode bestaat uit coaching op gebied van voeding en beweging. Door een diëtist en een fysiotherapeut of trainer. Vanaf het moment van de diagnose, tot aan deelname aan de hartrevalidatie (zo’n 40 tot 50 dagen na de ingreep). De patiënt kan thuis gecoacht worden via beeldbellen. Ook adviseren wij de inzet van de eerder ontwikkelde VITAMINE-app, die effectief bleek bij het verbeteren van de kracht en conditie van ouderen in de thuissituatie.’ Waar Van Erck uiteindelijk op hoopt? ‘Op meer fitte, zelfstandig wonende ouderen, die langer leven en meer kwaliteit van leven ervaren.’