Ondersteuning motoriek helpt Amsterdamse basisschoolkinderen
10 nov 2022 10:04 | Urban VitalityEvenwicht, coördinatie, kracht en balvaardigheid. Zestien procent van de Amsterdamse basisschoolkinderen tussen de 6 en 9 jaar heeft een motorische achterstand. Dat zorgt op termijn vaak voor frustratie, een lager zelfbeeld en weinig plezier in bewegen. Samen met scholen en de gemeente Amsterdam ontwikkelde het lectoraat Bewegen in en om School (BIOS) van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) de Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek (OBM). De juiste begeleiding maakt bewegen weer leuk.
‘Kinderen bewegen minder dan 20 jaar geleden’, vertelt projectleider Dayenne L’abée. ‘Ze spelen minder buiten en er is meer concurrentie met binnenspeelgoed. Wanneer je minder beweegt, heb je minder kans je motorische vaardigheden te ontwikkelen. Daardoor gaat bewegen minder makkelijk en geniet je minder van sport- en gymlessen. Zo raak je in een vicieuze cirkel. Dat brengt niet alleen gezondheidsrisico’s met zich mee. Het zet ook je ontwikkeling van sociale vaardigheden onder druk.’
Handige houvast
L’abée rondde 30 jaar geleden de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) af. Inmiddels is ze er 2 dagen per week docent. Daarnaast werkt ze als projectleider van de onderzoekslijn ‘Passend Bewegingsonderwijs, Aanbod en Zorg’ bij het lectoraat BIOS. Ze doet er onderzoek naar de motorische ontwikkeling van kinderen en de invloed daarop van vakleerkrachten Bewegingsonderwijs en andere professionals.
De afgelopen jaren werkte ze – in samenwerking met de gemeente Amsterdam, diverse basisscholen, professionals en vakleerkrachten Bewegingsonderwijs - via de onderzoeksprojecten MAMBO, Gymmermansoog, SAMBO en VAMOS aan de Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek. Een ondersteuningsroute die vakleerkrachten en andere professionals houvast geeft in de begeleiding van kinderen met een motorische achterstand. Inmiddels heeft de route een vaste vorm en wordt deze ingezet op zo’n 60 Amsterdamse basisscholen.
Mooi meetinstrument
Eén van de Amsterdamse basisscholen die met de ondersteuningsroute werkt, is Het Gein in Amsterdam-Zuidoost. Hier werkt vakleerkracht Bewegingsonderwijs Matthijs Zwaal. Ook hij volgde zijn opleiding op de ALO Amsterdam, rondde onlangs de master Sport, Bewegen en Innovatie af en is van meet af aan betrokken bij de ontwikkeling van de ondersteuningsroute. Zwaal: ‘Wanneer we van een motorische achterstand spreken? Wij als vakleerkrachten hebben daar een heel mooi meetinstrument voor: de 4-Vaardighedentest.
Natuurlijk zie ik als vakleerkracht al veel in de gymzaal. Toch wil je als professional niet alleen op je gevoel afgaan. Soms twijfel je gewoonweg. Daarbij wil je voorkomen dat je signalen mist. Met de 4-Vaardighedentest screen ik alle kinderen van groep 3 en 4 op de vaardigheden stuiteren, springen (kracht), stilstaan (evenwicht) en springen (coördinatie). De uitkomsten geven we weer met de kleuren groen, oranje en rood in het zogenaamde ‘stoplichtmodel’. Groen betekent een leeftijdsconforme ontwikkeling. Oranje en rood geven respectievelijk een achterstand weer van 3 tot 15 of meer dan 15 maanden.’
Stoplichtmodel als startpunt
Het stoplichtmodel bepaalt het startpunt van de ondersteuningsroute. L’abée: ‘Gelukkig is er een grote groep kinderen – zo’n 84 procent – die zich leeftijdsconform ontwikkelt. Ook voor hen blijft regelmatig bewegen natuurlijk belangrijk. Dit stimuleren we bijvoorbeeld door een actieve schooldag met beweegtussendoortjes, (buiten)speelpauzes en naschools sportaanbod. Daarnaast stimuleert de vakleerkracht Bewegingsonderwijs de deelname aan een sportvereniging.
Wanneer kinderen in de oranje categorie vallen (10%), gaat de leerkracht het gesprek aan met de groepsleerkracht (van groep 3 en/of 4), de intern begeleider (ib’er) en de ouders. Er wordt gezorgd voor een passend aanvullend aanbod, zoals Gym+ of MRT (Motorische Remedial Teaching). Bij Gym+ krijgt het kind in een kleine groep een extra uur gym per week, gericht op het plezier krijgen in bewegen. Vaak gegeven door de vakleerkracht. MRT is gericht op specifieke oefeningen om de motoriek te verbeteren. Wanneer de vakleerkracht gecertificeerd is, verzorgt hij of zij MRT. Zo niet, dan wordt voor deze ondersteuning een beroepskracht ingehuurd door de gemeente. Bij kinderen, die in de rode categorie scoren, volgt een verwijzing naar de jeugdarts. Hij of zij kan eventueel verwijzen naar een kinderarts, kinderfysiotherapeut of neuroloog.’
Ieder zijn professie
Wat voegen al die professionals rondom één kind nu toe? Zwaal: ‘Iedereen heeft zijn of haar expertise. Die van mij ligt in en rondom de gymzaal. Een intern begeleider heeft toegang tot veel informatie over het gezin. Kunnen ze bijvoorbeeld een sportclub betalen? Op fysiek vlak weten een fysio- of oefentherapeut meer. Een jeugdarts kan weer andere tests uitvoeren. Hij of zij heeft een compleet dossier van het kind en kan het beste de volgende stap bepalen. Kortom: We hebben elkaar nodig, willen we een kind op maat helpen.
Ik gebruik de ondersteuningsroute, inmiddels in volledige vorm, 5 jaar. Wat ik in de gymzaal zie? De leercurve van kinderen met een achterstand wordt in de loop van de jaren minder steil. Ze leren minder snel. Aanvankelijk hebben kinderen hier weinig last van. In de hogere groepen gaat het ze opvallen. Dat zorgt voor frustratie, een laag zelfbeeld en weinig plezier in sporten. Met alle gezondheidsrisico’s van dien. Je wilt kinderen dus zo vroeg mogelijk in het proces op een goede manier helpen. Jonge kinderen vinden gym vaak nog zo leuk dat zij een extra uur Gym+ écht niet als straf ervaren. Sterker nog: ik krijg geregeld de vraag van leerlingen, die deze ondersteuning niet nodig hebben, of ze alsjeblieft óók mee mogen doen. Laatst zag ik één van mijn leerlingen voor het eerst heel trots een bal in de basket gooien. Dat stukje plezier, daar doe ik het voor.’
Olievlek
Nu de ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek ‘staat’, hopen Zwaal en L’abée op een uitbreiding richting andere scholen. L’abée: ‘Een ‘olievlek’ die zich uitbreidt. De gemeente Amsterdam speelt hier een heel belangrijke rol in.’ Ook is er al sprake van vervolgonderzoek. ‘In het onlangs gestarte onderzoeksproject ‘Pedagogisch partnerschap’ onderzoeken we hoe we de verbinding tussen ouders en professionals kunnen verstevigen in de ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek. Ons uiteindelijke doel? Ieder kind helpen een leven lang voldoende en met plezier te bewegen.’