Toonzetting inburgeringsprogramma’s schetst eenzijdig beeld
3 okt 2022 09:18De taal leren, culturele aspecten eigen maken, toetsen afleggen en je oriënteren op betaald werk. Vluchtelingen en migranten moeten in Nederland vaak een complex en streng inburgeringsprogramma doorlopen. Een programma dat een eenzijdig beeld schetst van onze samenleving en een racistische boodschap afgeeft, aldus Nadine Blankvoort. Ze is docent-onderzoeker bij de opleiding Ergotherapie van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en ontving in 2020 een NWO-promotiebeurs voor leraren vanuit de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Daarmee geeft ze haar promotieonderzoek vorm. Hoe zien de huidige inburgeringsprogramma’s eruit? Hoe zijn we tot deze programma’s gekomen? Welke normen en waarden klinken erin door? En: zijn er alternatieven?
‘Door berichtgeving in de media lijkt het alsof er steeds meer vluchtelingen naar Nederland komen’, vertelt Nadine Blankvoort. ‘Toch zijn de huidige cijfers niet hoger dan voorgaande jaren. Maar door verandering in beleid – het afschalen van menskracht - lopen onze systemen vast.’ Blankvoort is docent-onderzoeker bij het lectoraat Ergotherapie. Daarnaast is ze coördinator Internationalisering aan de opleiding Ergotherapie en geeft ze les in de bacheloropleiding en in de European Master of Science in Occupational Therapy. Ze werkte voorheen als ergotherapeut in Canada, haar thuisland, met daklozen en vluchtelingen. Vervolgens deed ze ervaring op in de sloppenwijken van India. ‘Ik zag daar voornamelijk migranten die onder barre omstandigheden hun leven probeerden op te bouwen.’
Toetsen en controleren
‘Nederland speelt een belangrijke voortrekkersrol op het gebied van inburgeringsprogramma’s’, vervolgt Blankvoort. ‘De Nederlandse overheid vindt dat vluchtelingen en migranten een strak programma moeten volgen wanneer zij de Nederlandse identiteit willen aannemen. Zij moeten om te beginnen de taal leren én deelnemen aan programma’s om zich de zogenoemde ‘Nederlandse normen en waarden’ eigen te maken. Daarnaast zijn ze verplicht om bijeenkomsten te volgen die hen voorbereiden op betaald werk. We toetsen ze om te controleren of ze alles goed begrijpen.
Ik heb sterke twijfels bij deze manier van inburgeren. Ik vind het belangrijk dat mensen support krijgen wanneer zij hier komen. Maar ik vind niet dat wij mogen bepalen hoe ze hun leven vormgeven. Daarbij worden vluchtelingen tijdens een inburgeringsprogramma – op basis van factoren die wij als risico beschouwen - in een specifieke groep geplaatst, buiten de reguliere maatschappij. Terwijl we juist willen dat zij meedoen in het dagelijks leven, met alle mensen die in Nederland wonen. De meeste teksten in ons inburgeringsprogramma zijn daarbij geschreven vanuit een ‘wij-zij-gedachte’. Dit geeft weer hoe we over onszelf én over de ander denken. Vaak zeer frustrerend en verwarrend voor mensen die willen inburgeren. Een vluchteling heeft vaak een heel leven achter zich. Mét bijbehorende ervaring. Hier maken we geen enkel gebruik van.’
Dé Nederlander
In het eerste deelonderzoek van haar promotietraject onderzocht Blankvoort - geregeld ondersteund door studenten - alle boeken, websites, brochures en pamfletten, die mensen tijdens een inburgeringstraject in handen krijgen, kritisch op taalgebruik en toonzetting. Oftewel: het discours rondom inburgering. ‘Welk beeld wordt geschetst van Nederland, dé Nederlander en dé ander? We spreken vaak over dé samenleving. Maar wat is nu eigenlijk onze samenleving? Volgens welke normen en waarden leven we? Dikwijls verschilt dit per dorp of stad. Er is niet één Nederlander of één Nederlandse samenleving. Toch wordt dit beeld wél geschetst. Dé Nederlander wordt – zonder enige nuance - omschreven als een hardwerkende, moderne wereldburger, die de Christelijke feestdagen viert. Iemand met respect voor vrouwen, toegewijd aan zijn gezin en betrokken bij de school van zijn kinderen.
De geschreven middelen wekken daarnaast het idee dat dé ander niet voldoet aan dit beeld. Het ook niet begrijpt. Dus wat doen we? We gaan het uitleggen en vervolgens toetsen. In mijn ogen een zeer beperkte beeldvorming over onszelf én een racistische boodschap richting de ander.’ Over onze denkbeelden en aannames rondom inburgeringsprogramma’s publiceerde Blankvoort afgelopen jaar het artikel Decolonizing civic integration in het Journal of Ethnic and Migration Studies.
Regels en wetten
Blankvoorts tweede deelonderzoek was een kritische beoordeling van het taalgebruik en de toonzetting in regels en wetten rondom inburgeringsprogramma’s. ‘Inburgering is momenteel weer een verantwoordelijkheid van gemeenten. Wij vroegen ons af hoe de overheid hierover communiceert richting gemeenten. Uit onze analyse bleek dat de nadruk ligt op de toeleiding naar werk. Daarnaast wil de overheid zich in het huidige stelsel – dat geldt vanaf januari 2022 – vooral richten op spontane naleving van de regels en zoveel mogelijk af van boetes. Er wordt zeer nadrukkelijk geschreven over het motiveren van mensen. De overheid wil nog steeds dat vluchtelingen en immigranten bepaalde stappen zetten. Ze wil hen alleen het gevoel geven dat ze dit uit vrije wil doen. Bijvoorbeeld door het schrijven van een persoonlijk inburgeringsplan.’ Over de uitkomsten van bovenstaand deelonderzoek verschijnt binnenkort een publicatie van Blankvoort in een vaktijdschrift.
Meer diversiteit
Momenteel bereidt Blankvoort zich voor op het veldwerkonderdeel van haar promotietraject, dat ze naar verwachting in 2025 afrondt. ‘We willen weten hoe de regels worden uitgevoerd in praktijkcasussen. Welke ervaring levert dit uitvoerders, vluchtelingen, migranten en beleidsmedewerkers op? Wat zijn de effecten van de huidige wet- en regelgeving? Kan het ook anders? En: hoe dan?’
Blankvoort is betrokken bij verschillende adviescommissies over inburgering, met aandacht voor normalisering. ‘Ik geef feedback over taalgebruik, aannames en beeldvorming. Als bestuurslid van Stichting Civic - een stichting die zich inzet voor een ander, humaner inburgeringsbeleid – mag ik bijvoorbeeld advies geven over nieuwe wetten en regels. Dat betekent niet direct dat er in de praktijk iets verandert, maar we zijn wél betrokken bij het gesprek en stellen kritische vragen. Als dat niet gebeurt, gaan we de huidige inburgeringsprogramma’s in Nederland met elkaar als normaal beschouwen. Mijn promotieonderzoek is hierbij dan ook zeer waardevol.’
Blankvoorts ideaalbeeld? ‘Een meer menselijk en vrijblijvend inburgeringsprogramma. Een soort routekaart met een supportsysteem bijvoorbeeld, dat ingezet kan worden bij vragen. Daarnaast pleit ik voor veel meer diversiteit.’