Uitgangspunten voor burgerschap in de klas

Hoofdstuk

Democratie, politiek, verzorgingsstaat, de EU, het bankenstelsel, beleid omtrent klimaatverandering. Allemaal burgerschapsthema’s die complex zijn. Volgens sommige docenten zijn deze onderwerpen zo ingewikkeld dat ze eigenlijk vooral in het vwo behandeld moeten worden en misschien ook in eenvoudigere vorm op het havo. In het vmbo zou dat niet mogelijk zijn. Vmbo-leerlingen zouden niet slim genoeg zijn, onvoldoende de complexiteit van de samenleving kunnen doorzien en onvoldoende abstractievermogen hebben. Velen zullen dit verhaal over vmbo-leerlingen herkennen.

Wij hebben er ernstige moeite mee. Natuurlijk bestaan er verschillen tussen leerlingen. Vmbo-leerlingen hebben gemiddeld gezien minder burgerschapskennis dan vwo-leerlingen, vwo-leerlingen hebben vaak meer vermogen tot abstract denken dan hun peers in het vmbo. Maar álle leerlingen zijn in staat om na te denken over bovenstaande maatschappelijke vraagstukken, zoals we zullen laten zien.

Of leerlingen in de les in staat zijn om na te denken over maatschappelijke vraagtukken, hangt vooral samen met de door de docent gekozen pedagogisch-didactische strategieën en bijbehorende werkvormen. Uiteindelijk hangt de leeropbrengst van onderwijs samen met de vakinhoudelijke en pedagogisch-didactische kwaliteiten van docenten. Als een leraar zegt dat leerlingen te dom zijn om over dit soort onderwerpen na te denken, dan zegt de leraar misschien vooral iets over zijn of haar eigen capaciteiten.

In dit hoofdstuk presenteren we op basis van praktijkervaringen en wetenschappelijke inzichten een aantal uitgangspunten voor pedagogisch-didactische strategieën voor het behandelen van burgerschap in de klas.

Referentie Nieuwelink, H. (2019). Uitgangspunten voor burgerschap in de klas. In B. Eidhof (Ed.), Handboek Burgerschapsonderwijs: Voor het voortgezet onderwijs (pp. 137-153). ProDemos.
Gepubliceerd door  Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding 1 januari 2019