Aansprakelijkheid en schade
Hier vind je antwoord op een aantal veelgestelde vragen over aansprakelijkheid en schade. Wil je advies over een van deze onderwerpen of heb je een andere vraag, neem dan contact op met Het Juridisch Spreekuur.
Op deze pagina:
Een verkeersongeluk kan grote gevolgen hebben. Personen die betrokken zijn bij een verkeersongeval kunnen schade oplopen. Deze schade kan materiële schade zijn (bijvoorbeeld aan het voertuig of kleding) en immateriële schade (shockschade). Ook kan een persoon letselschade oplopen. Om ons tegen deze schade in te dekken is in Nederland elk motorrijtuig verplicht verzekerd te zijn tegen aansprakelijkheid.
Bij een verkeersongeval zal de verzekeraar de vergoeding van de schade die je hebt opgelopen proberen zo laag mogelijk te houden. Voordat er over wordt gegaan tot schadevergoeding zijn er andere belangrijke stappen die moeten worden gezet. Allereerst moet de aansprakelijkheid worden vastgesteld. Dit is bij verkeersongevallen niet altijd makkelijk vast te stellen. Ook zijn er verschillen bij een verkeersongeval tussen twee auto’s of een verkeersongeval tussen een auto en een fietser.
Als de verzekeraar van de wederpartij of de wederpartij zelf de aansprakelijkheid erkent dan kan de schade direct verhaald worden. De hoogte van de schadevergoeding zal afhangen van de opgelopen schade en het bewijs dat je daarvoor levert. Als de aansprakelijkheid niet wordt erkend dan moet eerst worden bewezen wie aansprakelijk is. Omdat in Nederland de verkeersregels duidelijk zijn en er ook duidelijke wet- en regelgeving bestaat op dit gebied is het antwoord op de vraag wie aansprakelijk is in veel gevallen snel bepaald.
Het kan voorkomen dat je aansprakelijk bent voor de schade die is ontstaan uit een ongeval, maar dat de wederpartij ook fout heeft gehandeld. Bijvoorbeeld als je voorrang moest verlenen maar de wederpartij boven de maximum toegestane snelheid reed. In dat geval kan het zo zijn dat je niet alle schade hoeft te vergoeden omdat de wederpartij eigen schuld heeft bij het ongeval. Ook voor kinderen gelden speciale regels voor het vergoeden van de schade.
Deze hoofdregel geldt bij kop-/staartbotsingen. De voorligger zal moeten aantonen dat de achteroprijder fout heeft gehandeld. In de praktijk komt het niet vaak voor dat de voorligger dit moet aantonen. De verzekeraar erkent zeer vaak de aansprakelijkheid als haar verzekerde achterop botst. Het ligt voor de hand dat de achteroprijder niet tijdig zijn auto tot stilstand kon brengen omdat hij te dicht op de voorligger reed.
Nee, niet altijd. Zoals hierboven ook beschreven moet de voorligger bewijzen dat de achteroprijder fout heeft gehandeld. In de meeste gevallen lukt dit en moet de achteroprijder de schade vergoeden. Er zijn drie uitzonderingen:
- De voorligger remt zonder enige aanleiding plotseling, bijvoorbeeld bij groen licht
- De voorligger snijdt de achteroprijder af en gaat remt vervolgens
- De voorligger wisselt van strook op een onveilige manier waardoor hij meteen moet remmen met als gevolg dat de achteroprijder op hem botst
In bovenstaande gevallen ligt nog steeds de bewijslast op de voorligger. Het is dus verstandig altijd een schadeformulier in te vullen.
Als je als voetganger of fietser wordt aangereden door een motorrijtuig dan krijg je altijd minimaal 50% van de schade vergoed tenzij de bestuurder van het motorrijtuig kan bewijzen dat er sprake is van overmacht. In de praktijk komt dit weinig voor.
Als je als voetganger of fietser een verkeersongeval heeft met een andere ongemotoriseerde verkeersdeelnemer dan gelden er andere regels. Je krijgt dan geen bescherming van de wet die je wel krijgt bij een ongeval met een motorrijtuig.
Ja, dit maakt wel degelijk uit. Indien de bestuurder van de auto schuldig is dan krijgt de fietser/voetganger al zijn schade vergoed. Heeft de bestuurder van de auto geen enkele schuld bij het ongeval en kan hij overmacht aantonen dan krijgt de fietser/voetganger geen schade vergoed. Als beide partijen schuld hebben aan het ongeval, bijvoorbeeld als de fietser door rood rijdt, en de auto te hard rijdt, dan wordt de schadevergoeding vastgesteld naar rato van eigen schuld aan het ongeval. De fietser krijgt dan wel minimaal 50% vergoed (want er is geen overmacht).
Wanneer je voorrang moest verlenen, maar de tegenpartij te snel reed moet je toch zijn schade vergoeden. Aangezien je fout zat ben je aansprakelijk voor de schade. Toch heeft de wederpartij eigen schuld bij het ongeval. Daarom is de kans groot dat je maar een deel van de schade hoeft te vergoeden. Hoe groot dit deel is hangt af van de mate van eigen schuld aan het ongeval.
Ja, dat kan. Je moet dit doen binnen 5 jaar na het ongeval, daarna verjaart de vordering op schadevergoeding. Toch is het verstandig om dit door een specialist te laten doen. De specialist kan de schade beter bepalen. Ook kan hij per geval beoordelen hoeveel schuldpercentage je bij het verkeersongeval hebt.
Als je kunt aantonen dat je bent aangereden door een motorrijtuig dan kun je je schade melden bij het Waarborgfonds. Je hebt hiervoor wel getuigen nodig die het ongeval hebben zien plaatsvinden. Hoe meer informatie je hebt over het motorrijtuig des te groter de kans op schadevergoeding.
Het gebeurt niet vaak dat bij een aanrijding tussen auto en fietser alleen de auto schade heeft. Toch kan de bestuurder van de auto kan zijn schade ook op de fietser verhalen. Ook in dit geval ligt de bewijslast dan bij de bestuurder van de auto. Hij dient te bewijzen dat er sprake is van overmacht en/of eigen schuld bij de fietser. De 50%-regel geldt nooit voor de bestuurder van de auto, want hij is nog steeds de sterkere verkeersdeelnemer.
Een ongeluk zit in een klein hoekje. In het verkeer, in uw thuissituatie, in het openbaar, maar een ongeluk kan zich ook op je werk voordoen. Je kunt per ongeluk schade toebrengen aan spullen toebehorend aan je werkgever of collega. Zoals het beschadigen van de bedrijfsauto of per ongeluk de telefoon van je collega kapot laten vallen. Wat ook kan voorkomen, is dat je schade veroorzaakt bij een derde waar je werkgever een bijzondere relatie mee heeft. Dit kan een klant zijn van het bedrijf waar je werkzaam voor bent, maar ook een leverancier die goederen aflevert. Wie kan er in die situatie aansprakelijk worden gesteld? En wie draagt uiteindelijk de draagplicht om de schade daadwerkelijk te vergoeden? Hieronder leest u hoe de aansprakelijkheid en draagplicht juridisch is geregeld.
Kan ik aansprakelijk worden gesteld?
De hoofdregel van het Nederlands aansprakelijkheidsrecht: zonder aansprakelijkheid, geen schadevergoeding. Iemand die schade lijdt, heeft het recht om geleden schade vergoed te krijgen. Dus, ja, in beginsel kan je aansprakelijk worden gesteld, tenzij het aan de eisen van de wet voldoet. Dit kan echter niet zomaar. Er moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Er moet sprake zijn van:
- Onrechtmatigheid: wordt er inbreuk gemaakt op iemands recht?
- Toerekenbaarheid: is het jouw schuld?
- Schade: materiele-of immateriële schade?
- Een verband: is de schade een gevolg van jouw handeling?
- Relativiteit: is de geschonden regel specifiek voor jouw situatie bedoeld?
Is mijn werkgever niet aansprakelijk voor schade die ik veroorzaak?
Omdat je in dienst bent, verricht je werkzaamheden op basis van een arbeidsovereenkomst die je met jouw werkgever hebt gesloten. De gevolgen voor schade die je verricht buiten werktijd om kunnen anders zijn dan wanneer je dit binnen werktijd doet. De grens is echter zeer dun. Schade die je veroorzaakt buiten je werktijd kan zelfs leiden tot aansprakelijkheid van je werkgever. Denk aan schade die je veroorzaakt op een bedrijfsfeest of in je lunchpauze. Je werkgever is in veel gevallen aansprakelijk voor schade die je als werknemer veroorzaakt. Een werkgever is belast met een zeer grote verantwoordelijkheid. Je bent alleen aansprakelijk voor schade die je veroorzaakt met opzet of bewuste roekeloosheid.
Veel (grote) ondernemingen hebben zich verzekerd tegen schade die hun werknemers veroorzaken aan derden. Hierdoor ben je in de meeste gevallen niet verplicht om de schade te vergoeden.
Ik word aansprakelijk gesteld, wat nu?
De derde die schade lijdt heeft twee keuzes bij wie hij zijn schade verhaalt. Hij kan namelijk jou of jouw werkgever aansprakelijk stellen. Meestal wordt er gekozen om de werkgever aansprakelijk te stellen en niet voor de werknemer. De werkgever is immers degene die het meest draagkrachtig is. Maar wat als jij wordt aangesproken door degene die schade heeft geleden door jouw eigen toedoen? Je kunt de werkgever aanspreken om de schade te vergoeden. Hij mag alleen weigeren, indien hij kan bewijzen dat de schade opzettelijk is veroorzaakt of dat je bewust roekeloos bent geweest. Als je aansprakelijk bent gesteld, betekent dit echter niet dat je daadwerkelijk de schade moet vergoeden. De draagplicht ligt in veel gevallen bij de werkgever.
Ik heb opzettelijk schade veroorzaakt. Kan ik hier onderuit komen?
Nee, schade die je met opzet veroorzaakt, komt volledig voor jouw eigen rekening. Dit geldt ook, indien je bewust roekeloos bent geweest: je was je onmiddellijk voorafgaand van jouw handeling bewust van het roekeloze karakter. Ook je eigen WA-verzekering zal dit niet dekken.
Kan mijn werkgever zich uitsluiten van aansprakelijkheid in de arbeidsovereenkomst?
Nee, dit is wettelijk niet toegestaan. Hij mag zich niet uitsluiten van aansprakelijkheid ten nadele van jou.
Ik weet dat mijn werkgever zich contractueel goed indekt tegen aansprakelijkheid als hij zaken doet met anderen. Kan ik mij hier ook op beroepen als ik degene ben die de schade veroorzaakt?
Ja, er bestaat een wettelijke constructie om je aansprakelijkheid te beperken voor schade die is ontstaan in de uitvoering je werkzaamheden. Je kunt je op dezelfde verweermiddelen beroepen die je werkgever met die partij heeft. Dit wordt juridisch ‘de blokkering van de paardensprong’ genoemd.
Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin je werkzaam bent bij een verhuisbedrijf. Het verhuisbedrijf kan in zijn contracten bepalen niet aansprakelijk te zijn voor schade die bij het verhuizen ontstaan aan het laminaat. Je laat toch per ongeluk de zware wasmachine vallen en er ontstaat een gat in het laminaat. De eigenaar van de woning kan je hiervoor niet aansprakelijk stellen voor de schade, omdat je je kunt beroepen op de aansprakelijkheidsbeperking in hun contract.
Niet altijd maar in de praktijk eigenlijk wel. Kinderen (jonger dan veertien jaar) worden door de Nederlandse wet goed beschermd. Kinderen van veertien jaar zijn altijd ongemotoriseerd. Als zij zijn betrokken bij een ongeval met een motorrijtuig dan krijgen zij 100% van de schade vergoed tenzij er sprake is van overmacht bij de bestuurder én opzet bij het kind. Handelt het kind wel met opzet dan moeten de ouders van het kind de schade vergoeden aan de gemotoriseerde.