De kleine wereld: ontwikkelbuurten in Amsterdam Noord
Opdracht in de stad
De kwestie
Stadsvernieuwing, en later stedelijke vernieuwing, waren Rijksprogramma’s die door de gemeenten werden uitgevoerd onder regie van het Rijk. Sinds jaar en dag de manier om de (vooral ruimtelijke) kwaliteit van bestaande wijken te verbeteren. Tijdens de economische crisis in 2008 is de stedelijke vernieuwing stil komen te liggen. In 2018 is het, onder de naam ontwikkelbuurten, opnieuw opgestart met hernieuwde ambities.
Een belangrijk verschil met voorheen is volgens de opdrachtgever voor deze Opdracht in de Stad, programmamanager Ontwikkelbuurten Noord Engelien Hengeveld, de koppeling van de sociaal-economische en de fysieke opgaven op gebiedsniveau. En daarbij het voornemen vanuit de bestuursopdracht Ontwikkelbuurten en een nieuw coalitieakkoord (Groen Links/D66/PVDA/SP) om dat vanaf het begin van het planproces met de buurt zelf te gaan doen.
Hoewel er al eerder ervaring met het betrekken van bewoners is opgedaan door de gemeente, luidt de opdracht: Kan participatie in de buurt ‘De Kleine Wereld’ (Amsterdam Noord) met een bredere groep bewoners, ook de bewoners die we tot nu toe niet bereiken, en op een eerder moment? Welke vormen van participatie zijn daarbij passend?
Uitdaging
Deze opgave en aanpak voor ontwikkelbuurten is een integrale opgave die alle aspecten van de leefwereld van bewoners omvat. De uitvoering is complex omdat verschillende directies van de gemeente verantwoordelijk zijn voor de verschillende gebieden/onderwerpen. Beleid op de verschillende onderwerpen wordt centraal stedelijk bepaald. Tegelijkertijd hanteert de gemeente Amsterdam op gebiedsniveau (Amsterdam is ingedeeld in 22 gebieden) gebiedsgericht werken, waarbij de bewoners intensief worden betrokken.
Het gebiedsgericht werken kent een gebiedscyclus, gebiedsanalyse, gebiedsagenda (één keer per vier jaar vastgesteld) en een gebiedsplan (één keer per jaar vastgesteld). Een jaarlijkse gebiedsmonitor bekijkt of de gestelde doelen zijn behaald en/of de gebiedsplannen of zelfs de gebiedsagenda moet worden bijgesteld. Belangrijke spil hierbij is de gebiedsmakelaar uit het gebiedsteam, de verbinding tussen ‘buiten’ en ‘binnen’. Daar zit de complexiteit, omdat het ambtelijk apparaat verkokerd is georganiseerd, daar waar de opgave buiten vaak snel integraal is over de grenzen van het fysiek en sociaal domein.
Naast de bureaucratische werkelijkheid (systeemwereld) is er ook nog de werkelijkheid van alledag zoals die wordt beleefd door de bewoners en ondernemers in de Kleine Wereld zelf (leefwereld).
De uitdaging is om voor de leefwereld, waarin de eindgebruikers (bewoners en ondernemers) een primaire plek te creëren in de systematiek en processen van de systeemwereld. Concreet vertaald: de bewoners van de Kleine Wereld een rol te geven in de planvorming voor deze ontwikkelbuurt.
Stand van zaken
Uit een eerste verkenning (urban scan) blijkt dat data van de gemeente Amsterdam laat zien dat deze buurt op een groot aantal vlakken onder het stedelijk gemiddelde scoort, waaronder de tevredenheid van de inwoners over de omgeving en de betrokkenheid hiermee. De vraag is in hoeverre deze data de beleving van de bewoners van deze buurt volledig weergeeft.
Om antwoorden te vinden op deze vragen uit de urban scan is een theoretisch concept opgesteld voor de volgende fase; de actieonderzoekspiraal van Kemmis en McTaggart en de participatieladder van Arnstein zijn gecombineerd tot een informatiestroom in twee richtingen. De gedachte hierachter is dat juiste informatie in twee richtingen begrip en vertrouwen kweekt, de ingrediënten voor een goede basis voor een solide en iteratief participatietraject.
Er is in de eerste fase van de externe opdracht uitgebreid gesproken met een aantal sleutelpersonen en bewoners uit de Kleine Wereld. Hieruit blijken aanmerkelijke verschillen, maar ook overeenkomsten en gezamenlijke belangen. Een daaruit voortvloeiende vraag is welke informatie de bewoners nog meer kunnen bieden en via wat voor soort proces. Zodat tussen gemeente, bewoners en andere stakeholders een waardevol traject wordt ontworpen waar alle partijen tevreden over kunnen zijn en dat leidt tot een verhoging van de kwaliteit van de Kleine Wereld.
De bestuursopdracht ontwikkelbuurten en het college stuurt in haar collegeakkoord ambitieus naar de hoogste treden van de participatieladder: co-creatie en meebeslissen. Met de huidige urgentie en de eerste indrukken van betrokken partijen is het de vraag of dit stapsgewijs via de onderste treden van de participatieladder opgebouwd moet worden of dat je je moet richten op het uitproberen van nieuwe methodes en ontdekken waar de participatie op een hoog niveau het best ontwikkeld/getest kan worden, door de participatieladder figuurlijk om te draaien. Hierdoor is een focus gelegd op het vinden van een sterker vertrekpunt dat gericht is op het vinden van een vorm waarin men elkaar kan vinden in een hoge mate van samenwerking en samen beslissen rondom de aanwezige gemeenschappelijke belangen.
Volgende stap
Door klein te beginnen, kan ervaren worden waar wederzijdse participatie op hoog niveau en op dragelijk schaalniveau lukt en waar niet, en dat wat niet lukt mogelijk met elkaar oplossen. Via deze weg kan gegroeid worden naar grotere vraagstukken en met een grotere groep participanten; de ladder draait zich mogelijk om. Het prototype voor de eerstvolgende fase richt zich eerst op de eerste cirkel; is dat mogelijk en wat is daarvoor nodig?