Hoe doorbreek je intergenerationele armoede?
30 januari 2025
In december werd Astrid Philips uitgeroepen tot buurtprofessional van het jaar 2024. Geen wonder, want deze duizendpoot kent bijna iedere zorginstantie en elk buurtinitiatief in Amsterdam. Als ervaringsdeskundige begeleidt ze Amsterdammers met problemen, adviseert ze wethouders en ambtenaren en werkt ze al dertien jaar voor de Hogeschool van Amsterdam. Wat leert zij studenten, docenten en onderzoekers over armoede en sociaal werk?
‘Armoede is bijna altijd intergenerationeel,’ vertelt Astrid Philips. Haar voorouders zaten in de veenkolonie Veenhuizen – bekend van Suzanna Jansens boek Het pauperparadijs – waar armen werden ‘heropgevoed’. ‘Anders dan in het boek,’ vertelt ze, ‘kwam er in mijn familie geen dominee langs die de armoede wist te doorbreken.’ Zo groeide ook zij op in armoede, kwam ze als kind in aanraking met Jeugdzorg en kreeg ze later zelf schulden. Dankzij een paar goede hulpverleners kreeg ze haar leven weer op de rit. Toen Georgette Groutars zeventien jaar geleden het plan opvatte om een sociaal uitzendbureau op te richten voor ervaringsdeskundigen – destijds Makelpunt, tegenwoordig Team ED – was zij er vanaf het eerste uur bij om te helpen. Samen wilden ze de zorg beter maken.
Sociaal netwerk
Inmiddels werken er voor Team ED vijftien betaalde coördinatoren en tachtig ervaringsdeskundigen of Vliegende Brigadiers. Zij begeleiden Amsterdammers die zich in een moeilijke situatie bevinden. Astrid somt op: ‘Armoede en schulden, detentie, huiselijk geweld, seksueel geweld, dakloosheid, jeugdzorg, psychiatrische problematiek – heel breed.’ Zij kunnen bij Team ED terecht voor lunchbijeenkomsten, activiteiten en begeleiding. Ook Astrid begeleidt momenteel een Amsterdammer met schulden die niet langer onder bewind wil staan. ‘Dat doe ik samen met een Buurtteammedewerker. Die samenwerking is heel belangrijk. Ik heb een groot netwerk en breng mensen met elkaar in contact. Bij de wijktafel, de gemeente, allerlei zorginstellingen, buurtinitiatieven, ik zit bijna overal. Daarom heb ik die prijs ook gekregen.’
Zo komt Astrid niet alleen bij zorginstanties en de Amsterdammers in kwetsbare situaties, ze slaat ook een brug naar de wethouders en ambtenaren van de gemeente Amsterdam. In een coalitie met wethouder Marjolein Moorman, huisartsen, GGD-medewerkers, kraamverzorgers en andere betrokkenen ontwikkelt ze als kwartiermaker trainingen en workshops voor het landelijke project De eerste 1000 dagen van het kind. ‘Die eerste duizend dagen zijn heel belangrijk,’ legt ze uit. ‘Als er schulden zijn of er is stress, heeft dat een negatieve invloed op de ontwikkeling van een kind.’
Leren helpen
Op de Hogeschool van Amsterdam geeft Astrid les in de Master Social Work en de minor Outreachend werk. Ook leert ze eerstejaarsstudenten Social Work over intergenerationele armoede. ‘Ik leer studenten dat armoede niet alleen om een tekort aan geld gaat, maar ook aan kennisbronnen. Vaak blijven mensen die arm zijn in dezelfde buurt wonen als waar ze zijn opgegroeid met andere normen en waarden en ander taalgebruik. Dat kan zorgen voor sociale uitsluiting. Dan help je hen niet met een cursus of een kasboekje.’
Als Astrid mensen wil helpen, begint ze bij haar eigen ervaringen. ‘Ik vraag me vaak af: wat had ik zelf gewild in de tijd dat het niet goed ging?’ Zo weet ze dat het belangrijk is om uit te gaan van vertrouwen en van wat er goed gaat. Bij een man die illegaal zijn stroom aftapte, benadrukte ze zijn creativiteit. En bij een hoarder, wiens huis en gang waren volgebouwd, begon ze bij het enige kastje dat voor hem belangrijk was. ‘Hij blowde en bewaarde zijn spul in dat kastje,’ legt ze uit. ‘Toen zei ik: “Als je nou dat kastje netjes houdt, kun je altijd je spul terugvinden.” Met het buurtteam zijn we toen heel langzaam zijn huis gaan opruimen. Op een dag belde hij dat we meteen moesten komen. Hij had zijn bank leeg gemaakt. Dat was voor ons zo’n overwinning! Toen er later aan hem gevraagd werd hoe het kwam dat hij nu wel opruimde, zei hij: “Zij waren de eersten die niet over de troep begonnen.”
Krachtbronnen
‘Eigenlijk moet je proberen uit te gaan van krachtbronnen,’ zegt Astrid, ‘maar die zijn niet altijd even makkelijk te ontdekken bij mensen die al generaties in armoede leven. Ze weten het zelf vaak niet eens. Ik kwam een keer bij een dame die was afgesloten van gas en licht. Terwijl de maatschappelijk werker ervoor zorgde dat ze weer gas en licht kreeg, zag ik dat ze overal breiwerkjes had liggen. Ik ging daarover met haar in gesprek. Uiteindelijk heb ik haar in contact gebracht met de breiclub van het buurthuis, waar ze mutsjes kon breien voor kinderen in Bolivia. Toen we daar weggingen, had ze weer gas en licht en kon ze weer meedoen in de maatschappij.’
Het zijn niet alleen studenten die Astrid dit nieuwe perspectief leert, ook de onderzoekers van het lectoraat Stedelijk Sociaal Werk en het lectoraat Armoede Interventies helpt ze geregeld. Soms kan ze hen in contact brengen met mensen uit het werkveld, een andere keer kan ze meelezen en feedback geven. ‘Ik heb er bijvoorbeeld weleens op gewezen dat je altijd dezelfde foto’s van de voedselbank ziet als het over armoede gaat. Dan denk ik, fotografeer nu gewoon eens een boodschappenkarretje.’