Middelengebruik onder risicojongeren in kaart gebracht
Antenne Nederland Regiomonitor 2022-2023 toont de ontwikkelingen van (problematisch) middelengebruik bij jonge risicogroepen
9 apr 2024 08:00 | Afdeling CommunicatieIn samenwerking met 10 verslavingszorginstellingen hebben onderzoekers van de Hogeschool van Amsterdam voor de derde keer de ontwikkelingen van (problematisch) middelengebruik bij jonge risicogroepen onderzocht. De resultaten zijn vandaag gepresenteerd in de Antenne Nederland Regiomonitor 2022- 2023. Een positieve uitkomst is dat een deel van de jeugd sinds de coronatijd weer meer grip op zijn/haar leven krijgt. Maar een deel van de jeugd kan nog steeds niet goed zijn draai vinden; jongeren keren zich vaker tegen het gezag, bewoners en winkeliers.
Welke ontwikkelingen zijn er op leefgebieden?
Antenne Nederland 2022-2023 schetst een actueel beeld van risicojongeren en hun middelengebruik, verteld door (ambulant) jongeren- en straathoekwerkers. Over de hele linie zien professionals positieve en negatieve ontwikkelingen. In positieve zin hervindt een deel van de jeugd sinds de coronatijd weer zijn/haar ritme en krijgt meer grip op het leven. Jongeren hebben weer vaker contact met professionals in de zorg en het sociale domein. Ook in het onderwijs en het oppakken van (uitgestelde) stages zijn weer lichtpuntjes te zien. In negatieve zin kan een deel van de jeugd nog steeds niet goed zijn draai vinden; jongeren keren zich vaker tegen het gezag, bewoners en winkeliers. Verschillende professionals (onderwijs en sociaal domein) voelen meer afstand vanuit problematische groepen.
Naast groepskenmerken, omgevingsfactoren en de mate van delinquentie, is ook gekeken naar aard en omvang van middelengebruik in groepen in dorpen en steden. De heropening van het uitgaansleven (na corona) leidde in sommige groepen tot ander uitgaansgedrag en gebruik, alhoewel veel groepen ook op andere plekken alcohol en drugs blijven gebruiken. De keuze van een plek hangt onder meer af van de groepssamenstelling, tijdstip, verwachting en de aard van activiteiten. De aard van het gebruik schommelt tussen recreatief en soms problematisch drugsgebruik. Veel jongeren beginnen vanuit experimenteerzin, die in sommige groepen zich soms sneller problematisch lijkt te ontwikkelen.
Populariteit van middelen
De populariteit van een middel lezen onderzoekers af aan de mate van verspreiding (diffusie) in het aantal deelnemende groepen. Bij alcohol, cannabis en nicotine is er sprake van een zeer grote verspreiding omdat deze middelen in (bijna) alle groepen en daarbinnen ook door een meerderheid gebruikt worden. Aan de andere kant van het spectrum is sprake van een geringe verspreiding bij GHB, basecoke en heroïne omdat deze middelen in slechts een paar groepen en daarbinnen ook door een minderheid worden gebruikt.
Qua dynamiek in gebruik valt vooral lachgas en in mindere mate ook ketamine op omdat bij deze middelen relatief vaak sprake is van een afname in gebruik. Bij cocaïne, 3-MMC, amfetamine en psychedelica gaat het daarentegen relatief vaak om toenemend gebruik. Dat geldt ook voor heroïne, maar de verspreiding blijft gering. Bij de andere middelen blijft het gebruik meestal stabiel.
In elke groep wordt alcohol gedronken; in de meeste daarvan drinkt driekwart tot iedereen. De groepen die het meest drinken komen uit dorpen waar vaak (nog) sprake is van een ‘rijke’ alcoholcultuur en waar confessionele partijen nog relatief veel invloed hebben in de gemeente. Jongeren met een migratieachtergrond (vaak in grote steden) drinken aanmerkelijk minder. Voor (bijna) alle groepen geldt dat alcohol voornamelijk in het weekend wordt gebruikt. Alcohol wordt het meest gecombineerd met cannabis (vooral in het weekend).
In sommige groepen (expressionisten en eigenheimers) ook met amfetamine, 3-MMC of cocaïne (vaak jongvolwassenen). Verschillende professionals maken zich zorgen over het overmatige drink- en binge-gedrag (minimaal 20 glazen) en het (fors) drinken op jonge leeftijd. Professionals zien soms al op vroege leeftijd lichamelijke, geestelijke en sociale risico’s bij stevige drinkers.
In elke groep wordt cannabis gebruikt; in de meeste daarvan blowt driekwart tot iedereen. Bij jongeren met een niet-westerse achtergrond geldt cannabis als een belangrijk middel en vaak met een positiever imago dan alcohol waar meer taboe op rust. In veel groepen wordt elke dag geblowd. Professionals maken zich bij stevige blowers zorgen over hun problematisch cannabisgebruik, hetgeen resulteert in stagnatie, te laat komen, spijbelgedrag en vroegtijdige schooluitval. Veel jongeren ontkennen of bagatelliseren hun riskante blowgedrag. Een deel gebruikt cannabis als zelfmedicatie voor ADHD-klachten.
In vrijwel elke groep wordt nicotine gebruikt; in de meeste daarvan rookt, vapet of snus driekwart tot iedereen. Er vindt een snelle popularisering plaats van vapen onder jongeren in zowel dorpen als steden. Ook vindt veel straatverkoop plaats. De impact van vapen is groot en sommige professionals vinden het frustrerend dat het afkalvende gebruik van sigaretten in de afgelopen jaren door de opmars van vapen teniet wordt gedaan. Veel jongeren vinden vapen cool (o.a. gadget, smaakjes) en vinden dat het niet schadelijk is voor de gezondheid. Het gebruik van snus is vooral populair onder jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond. Snus wordt niet alleen in de vrije tijd gebruikt, maar ook op school en tijdens het werk.
Ecstasy, cocaïne, 3-MMC en amfetamine worden gerekend tot de stimulantia met een (mild) eufore werking. Opvallend is de opmars van 3-MMC die ondanks het verbod populair blijft en qua verspreiding amfetamine verdrongen heeft van de derde plaats en cocaïne op de hielen zit. Veel stimulantia worden aangeschaft met behulp van (vrienden)dealers.Ecstasy wordt in driekwart van de groepen gebruikt. Na alcohol, nicotine, cannabis en lachgas, is ecstasy het meest verspreid binnen groepen en is prevalent in alle regio’s.
In ruim de helft van de groepen wordt cocaïne gebruikt. Cocaïne is in alle regio’s prevalent. In de helft van de gebruikersgroepen is cocaïne stabiel gebleven, maar in de andere helft nam het gebruik toe. Het gebruik van cocaïne is minder setting-specifiek als ecstasy, en in sommige dorpen een vaste waarde in combinatie met alcohol. Cocaïne wordt in de (natte) horeca gebruikt, in de auto, op straat, bij vrienden of solistisch na (en soms tijdens) het werk.
In ruim de helft van de groepen wordt 3-MMC gebruikt. In de meeste gebruikersgroepen is het gebruik van 3-MMC toegenomen. Ten opzichte van de tweede meting zijn er meer groepen bijgekomen waarbinnen het middel wordt gebruikt. Populair geworden in coronatijd blijft 3-MMC ook in deze meting gewild in veel groepen. Verbod of niet. Het middel vindt zijn weg vanwege het gewenste stimulerende effect. Het verbod heeft er wel toe geleid dat webwinkels allerlei varianten aanbieden en dat wat bij bezorgdiensten moet doorgaan voor 3-MMC dat vaak ook niet is.
In gebieden waar veel alcohol wordt gedronken wordt het middel onderling veel uitgedeeld en geprezen als ‘speed zonder stigma’. Meer jongeren zijn excessiever en meer chronisch gaan gebruiken. In sommige groepen gebruiken jongeren vaker solistisch vanwege de angst voor uitsluiting. In meer groepen dringt het besef door van negatieve effecten op de gezondheid. Professionals zien meer jongeren zoeken naar hulp en behandeling.
In ongeveer de helft van de groepen wordt amfetamine gebruikt. Bij de helft van de gebruikersgroepen is het gebruik van amfetamine toegenomen. Amfetamine heeft minder status onder gebruikers dan cocaïne, maar lang niet iedereen is daar gevoelig voor. Met amfetamine blijf je net zo lang op je benen staan en het is ook nog veel goedkoper. Amfetamine wordt gecombineerd met cannabis en/of alcohol.
Lachgas blijft et als in de tweede meting (2020-2021) het populairste narcosemiddel, vergeleken met ketamine en GHB. Hoewel de populariteit van lachgas dwars door alle jongerenculturen en leefstijlen loopt, is er sprake van een dalende populariteit. De verspreiding van ketamine blijft matig over de hele linie, maar in de groepen lijkt de belangstelling toe te nemen. Het GHB-gebruik blijft gering.
Ten slotte blijven er nog enkele middelen over die in geringe mate worden gebruikt. Met uitzondering van 3-MMC (en varianten) hebben jongeren weinig ervaring met andere nieuwe psychoactieve stoffen (NPS). Psychonauten die telkens met iets anders komen zijn er nauwelijks, hoewel er wel psychedelica worden gebruikt en daarover relatief vaak toenemend gebruik wordt gerapporteerd. Andere middelen die gebruikt worden in sommige gemarginaliseerde groepen zijn basecoke, heroïne en methamfetamine.
Over de onderzochte groepen
De preventiewerkers interviewden 29 professionals (jongeren-, ambulant en straathoekwerkers) die goed ingevoerd zijn in het doen en laten van hun doelgroep. De onderzochte 29 groepen zijn verdeeld over 11 dorpen en 18 steden in 10 provincies en vertegenwoordigen ongeveer 1.000 jongeren, waarvan driekwart man (15-27 jaar). In 19 groepen is de meerderheid Nederlands en vooral woonachtig in grotendeels ‘witte dorpen’; bij 6 groepen is de meerderheid van niet-westerse komaf die vaak in grote en middelgrote steden in dichtbevolkte delen wonen; bij 4 groepen is er sprake van een etnische blend.
Relatief veel (jong)volwassenen volgen een praktische opleiding of zijn praktisch opgeleid. Opvallend is dat in veel groepen een anti-school mentaliteit heerst. Daar is soms een kwart tot een derde drop-out (leerplichtig maar niet meer schoolgaand). De streek en/of regio waar jongeren opgroeien (met de typische economische bedrijvigheid), beïnvloedt vaak hun uiteindelijke beroepskeuze.
Antenne Nederland
Antenne Nederland 2022-2023 schetst een actueel beeld van risicojongeren en hun middelengebruik, verteld door (ambulant) jongeren- en straathoekwerkers. De regiomonitor ondersteunt professionals en beleidsmakers in het sociale- en veiligheidsdomein bij het begrijpen en duiden van alcohol- en drugsgebruik in risicogroepen die beginnen te experimenteren of al fors gebruiken, met alle gezondheidsrisico’s van dien.
Een kwalitatieve monitor als deze wordt vanuit Verslavingskunde Nederland als een belangrijke aanvulling gezien op kwantitatief onderzoek, omdat preventie zodoende adequater kan anticiperen en reageren op (nieuwe) ontwikkelingen in gebruik en risicogedrag. Door het systematisch in kaart brengen van risicogroepen en hun middelengebruik zijn verslavingsinstellingen beter in staat om meer gerichte preventie te geven. Het overstijgende belang is dat de deelnemende partijen een rijker, breder en betrouwbaarder beeld krijgen van (beginnend) problematisch drugsgebruik in vergelijkbare groepen en milieus.